Bouwwoordenboek

Aanaarden: Met aarde of zand aanvullen rondom funderingsmetselwerk.

Aanhoeker: Schuin afgehakte dakpan ter plaatse van een hoekkeper of kilkeper.

Aanleggen: Het beginnen van een bouwwerk door het leggen van de eerste laag stenen voor gemetselde funderingen van opgaande muren.

Aanslag: Ook wel naald genoemd is het gedeelte van de stijl en de dorpel, waartegen een deur of draaiend raam sluit en waarbij de sponning aansluit.

Aantrede: Het horizontale gedeelte van een traptrede.

Afschot: Het ligt af laten lopen van een platdak, goot, terras, balkon ect. om te zorgen voor afwatering.

Afsnuiten:  Het afwerken van houten (constructie) delen zodat er geen scherpe kanten meer aanwezig zijn.

Algemene voorwaarden: De voorwaarden waaronder een bouwwerk wordt uitgevoerd en waarin alle rechten en plichten van aannemer en opdrachtgever omschreven worden.

Amoveren: Is een ander woord voor slopen.

Asbest: Is een natuurlijk product wat verwerkt werd in bouwmaterialen. Tegenwoordig wordt het niet meer gebruikt omdat bij beschadiging van producten met asbest asbestvezels vrijkomen die bij inademing erg slecht zijn voor de gezondheid.

Baak: Een stelsel van waterpas aangebrachte planken waarbinnen een bouwwerk gemaakt moet worden.

Badding: Ook wel batting is een balk van naaldhout met een doorsnede van 6,5 x 16,5 cm.

Bekisting: (tijdelijke) constructie om betonspecie in de gewenste vorm hard te laten worden.

Bestek: is de omschrijving van een uit te voeren (bouw)werk. In het bestek staan ook de van toepassing zijnde administratieve, juridische en technische bepalingen, de materialen en de uitvoeringswaarden. Het bestek bestaat naast deze technische  omschrijving uit bestektekeningen. Deze twee samen vormen de basis van het contract tussen de opdrachtgever en de aannemer. Wat er in het bestek staat moet dus aan voldaan worden.

Betonrot: Is een term die gebruikt voor de schade aan gewapend beton. Betonrot tast de sterkte van het beton aan en komt vaak voor aan het einde van de levensduur van het beton of door het verkeerd detailleren. Veel voorkomende oorzaken van betonrot zijn het roesten van de wapening of een te grote concentratie calciumchloride in het beton.

Beukmaat: De breedte van een woning.

Bint: Is een ander woord voor (draag)balk.

Blauwpleister: Een dun laagje witpleisterwerk om muren vlak en glad te maken.

Boeiboord: Opstaande kant van een dakgoot (waar je aan de voorkant tegenaan kijkt).

Bouwbesluit: is een gemeentelijke regeling die aangeeft wat de minimale technische eisen zijn waaraan (nieuwe en bestaande) bouwwerken moeten voldoen. In het bouwbesluit staan bijvoorbeeld zaken als de minimale breedte van deuren, de brandwerendheidseisen van gebouwen of de afmetingen van vertrekken. Er wordt pas een bouwvergunning uitgegeven als aangetoond is dat er voldaan is aan het bouwbesluit. Het bouwbesluit is te vinden op www.bouwbesluitonline.nl

Bouwexploot: is een aansprakelijkheidsstelling. De omwonende stellen de aannemer of de opdrachtgever van een bouwwerk vooraf aansprakelijk voor mogelijke schade als gevolg van bijvoorbeeld heiwerk of bemaling.

Bouwtechnische keuring: Een bouwtechnische keuring is aan te bevelen bij koop- en verkoop van uw woning. De bouwtechnische keuring wordt gedaan door een bouwtechnische adviseur en na afloop ontvangt u een rapport met alle bevindingen.

BRL: is een afkorting voor beoordelingsrichtlijn. In de BRL wordt beschreven aan welke technische en organisatorische eisen een organisatie/product moet voldoen om in aanmerking te komen voor een certificaat.

Broekstuk: Kan verschillende betekenissen hebben. 1) Verbindingsstuk tussen twee delen van een goot dat uitzetting door temperatuurverschillen mogelijk maakt. 2) Dakpan voor een punt waar verschillende dakvlakken samenkomen. 3) Hulpstuk op de splitsing van een buisleiding.

CAR-verzekering: Is een afkorting voor Construction All-Riskverzekering.  Een CAR-verzekering is een tijdelijke verzekering die wordt afgesloten bij de (ver)bouw van een gebouw. De CAR-verzekering kan zowel door de aannemer als door de opdrachtgever worden afgesloten. De CAR-verzekering biedt tijdens de bouw dekking voor beschadiging van het werk.

Casco: Het skelet van een gebouw.

Chamottesteen: Vuurvaste steen van gebakken klei die wordt gebruikt voor het bekleden van open haarden en schoorstenen.

Dagmaat: De binnenmaat van een opening van bijvoorbeeld een raam of deurkozijn.

Daktrim: Aluminiumprofiel op een dakrand dat meestal gebruikt wordt als afwerking.

Dilatatie: Ontworpen voeg om uitzetting en krimp tussen bouwdelen op te vangen.

Domotica: Is een verzamelnaam voor alle elektronica in een woning of gebouw. Het doel van domotica is door middel van integratie van elektronica in woningen een betere kwaliteit van wonen en leven te realiseren.

Dosse gezaagd hout: Hout dat evenwijdig aan de jaarringen wordt gezaagd.

Driekiezoor/Direklisoor: Een driekwart metselwerk.

Energie-index certificaat: Is een label conform de BRL 9500 methode. Het Energie-index is een instrument waarmee een bepaling van de energieprestatie van een woning te berekenen is als een energielabel.

EPC: Staat voor energieprestatiecoëfficiënt en is een index die hoe energiezuinig een nieuwbouwwoning is. De EPC wordt bepaald door een berekening die is weergegeven in de NEN 7120. Sinds 2015 geldt er voor woningbouw een EPC van 0,4.Verwacht wordt dat in 2020 de EPC 0 zal zijn.

Ezelsrug: Een omgekeerde V van metselwerk boven op bijvoorbeeld tuinmuren.

Fineer: Heel dun geschilde of gesneden bladen hout.

Fundering op staal: Fundering die rechtstreeks op de draagkrachtige laag wordt aangebracht (dus zonder behulp van bijvoorbeeld palen).

Gekantrecht hout: Hout dat aan vier zijden rechthoekig en parallel is afgezaagd.

Gording: Oorspronkelijk houten ligger, aangebracht in de lengterichting van een kap.

Halfsteensmuur: Muur van dezelfde dikte als de halve lengte van een metselsteen.

Hart-op-hart: De afstand van het midden van de ene balk tot het midden van de andere balk. Dit geldt niet alleen voor balken maar ook voor andere bouwonderdelen.

Hoekkeper: De uitwendige hoek tussen twee dakschilden.

HWA: Is een afkorting van Hemelwaterafvoer.

IFD: Is een afkorting van Industrieel, Flexibel en Demontabel bouwen.

Keermuur: Muur om de druk van een hoger gelegen bodem te weerstaan.

Kilkeper: De inwendige hoek tussen twee dakschilden.

Kraal: Buitenkant van een zinken goot.

Latei: Balkvormig element van hout, steen of ijzer dat boven een opening in een in een wand zit om het bovenliggende muurwerk te dragen.

Maaiveld: Hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning.

Meerwerk: Extra werk voor de aannemer dat van tevoren niet is begroot.

Minderwerk: Werk dat wel is begroot maar tijdens de uitvoering komt te vervallen.

NAP: Staat voor Normaal Amsterdams Peil. Het NAP is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gedaan. Een NAP-niveau van 0 meter is gelijk aan het gemiddelde zeeniveau.

Natte cel: Bouwkundige benaming voor een badkamer.

NEN: is een afkorting voor Nederlandse Norm. Een norm is een afspraak die marktpartijen met elkaar gemaakt hebben over de kwaliteit en veiligheid van hun diensten, producten en processen. NEN stimuleert de ontwikkeling van deze normen en begeleidt deze.

Nulwoning/energieneutrale woning: is een woning die evenveel energie oplevert als dat hij verbruikt. De energieopwekking kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden met zonnecellen, windturbines en warmtepompen.

Onderaannemer: Aannemer die in opdracht van een hoofdaannemer een bepaald onderdeel van de verbouwing voor zijn rekening neemt. Denk bijvoorbeeld aan een metselaar of schilder.

Onderhoudsplan: Is een langetermijnplan voor het uitvoeren van noodzakelijk onderhoud aan gebouwen, terreinen en installaties.

Optrede: Hoogteverschil tussen de bovenzijde van twee treden van een trap.

Overstek: Het overstekende deel van een dak of gootconstructie.

Paalfundering: Een fundering die met behulp van palen naar de draagkrachtige laag rijkt. Deze manier van fundering wordt toegepast als de draagkrachtige laag diep ligt.

Panieksluiting: Een sluiting die op de binnenkant van een dubbele deur is bevestigd en door druk op een horizontale stang kan worden geopend. Als er in paniek tegen de deuren, dus stang, wordt gedrukt open de deuren vanzelf.

Peil: Bovenkant beganegrondvloer. Dit is het uitgangspunt voor de hoogtemaatvoering.

PKVW: Is een afkorting voor Politie Keurmerk Veilig Wonen.

Raveelbalk: Dwarsbalk die de draagbalken rondom een vloeropening opvangt bij bijvoorbeeld een trapgat of vide.

RC-waarde: Is een waarde die samenhangt met de warmteweerstand. Hoe lager deze weerstand, hoe beter dit materiaal warmte geleid. Hoe slechter een materiaal warmte geleid hoe beter isolerend.

Rooilijn: Grens tot waar gebouw mag worden.

Schacht: Een verticale open verbinding binnen een gebouw. Een schacht wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het herbergen van leiding en kabels maar ook voor een lift.

Schoon werk: Zorgvuldig afgemaakt metselwerk, bestemd in het zicht te komen.

Sonderen: Een grondonderzoek waarbij de draagkracht van de grond wordt bepaald.

Spouwmuur: Muur die bestaat uit twee evenwijdige  lagen metselwerk gescheiden door een luchtruimte (spouw).

Stelpost: Onderdeel van de begroting dat nog niet exact vastgesteld kan worden. Dit is bijvoorbeeld bij een keuken.

Te lood: Honderd procent recht.

UAV: Is een afkorting voor Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken. De UAV kan worden toegepast op een contract of aannemingsovereenkomst in de bouw en regelt de contractverhouding tussen de opdrachtgever en aannemer.

Verholen goot: Onder de dakbedekking liggende en derhalve vrijwel onzichtbare goot.

WBDO: Begrip uit een NEN norm en afkorting van Weerstand tegen Brand- Doorslag en Brand – Overslag.

Welstand: heeft betrekking op de mate waarin een bouwplan architectonisch past in de omgeving. Bouwplannen worden hierop getoetst door de welstandscommissie. De criteria waarop wordt getoetst worden vastgelegd in de welstandsnota.